Woensdagavond 25 maart 2015 is het profielwerkstuk “De ooievaar als blikvanger van Drenthe” gepresenteerd door de leerlingen Hope Wicks en Jannieke Berg van V6A Dingstede.
De belangrijkste vraag was, hoe gaat het met de ooievaar in Drenthe?
In de 19e en begin 20e eeuw waren ooievaars als weidevogel een normale verschijning in het Nederlandse landschap te midden van de andere weidevogels zoals de tureluur, de kemphaan, de grutto, de kievit , de wulp en de veldleeuwerik.
In de tweede helft van de 20e eeuw ging het met de ooievaar evenals met de andere weidevogels bergafwaarts. Deze ontwikkeling speelde niet alleen in Nederland maar was in heel West Europa aan de gang.
Het was in 1969 aanleiding voor de Vogelbescherming om te komen tot een her-introductieproject van de ooievaar waarvan er in die periode nog maar een enkel broedpaar in Nederland aanwezig was. Er werden ooievaars uit Zwitserland gehaald en deze werden in Groot Ammers bij “Het Liesvelt” ondergebracht voor een kweekprogramma in gevangenschap. Na een succesvol kweekprogramma werden er 12 geschikte locaties gezocht waar ooievaars vanuit het “Het Liesvelt” werden geplaatst. Zo werd De Lokkerij in 1981 het buitenstation in het Reestdal.
Er werden steeds meer jonge ooievaars geboren die in vrijheid opgroeiden en op trek gingen richting Afrika om vervolgens weer terug te komen om zich als wilde broedvogels te vestigen.
Van 0 broedparen in Nederland zijn er inmiddels na 35 jaar ruim 800 broedparen in Nederland. De Lokkerij heeft in Nederland een belangrijke rol gespeeld bij het succes van de herintroductie van de ooievaar.
De vraag hoe het gaat met de ooievaars in Drenthe lijkt daarmee positief te zijn beantwoord als we kijken naar de aantallen broedparen.
Het aantal broedparen is echter geen maatstaf om te concluderen of het werkelijk goed gaat met de soort. Het gaat goed met een populatie als de broedresultaten, de gezondheid en de vitaliteit goed zijn zodat een soort zich op de langere termijn kan handhaven.
Kijken we naar de broedresultaten en de gezondheid/vitaliteit van de jonge ooievaars dan zijn er duidelijke aanwijzingen dat het niet goed gaat met de ooievaar als broedpopulatie.
Door het profielwerkstuk is aangetoond wat we de afgelopen jaren hebben kunnen waarnemen.
Normaal leggen ooievaars 3-5 eieren. Normaal gesproken is minimaal 90% van de eieren bevrucht. Normaal gesproken vliegen de geboren jongen uit. Hetzelfde kan worden gezegd van een merel in de tuin met 4 eieren en waarbij 4 jongen uitvliegen of bij de kievit met 4 eieren waarvan er ook 4 jongen het nest verlaten.
Bij de ooievaars is het percentage uitgekomen eieren vanaf 1984 geleidelijk gedaald van 85% naar 65%
In 1989 was het gemiddeld aantal uitgevlogen jongen per succesvol broedpaar nog 2,5-3. In 2009 is het aantal al gezakt naar 1- 1,5.
Deze trend is de afgelopen jaren duidelijk doorgezet waarbij het aantal uitgevlogen jongen is gedaald naar 1 en zelfs minder dan 1.
Kijken we naar de broedresultaten bij ooievaars in Polen dan zien we dat daar normaal gesproken 2,5 – 3 jongen per broedpaar uitvliegen.
Op basis van een onderzoek protocol is er vanuit de Adviespraktijk voor Vogels geconstateerd dat het bij veel jonge ooievaars niet goed gaat als we kijken naar de gezondheid en de vitaliteit van de jonge ooievaars op het moment dat de jonge ooievaars worden geringd.
Dankzij Hope en Jannieke zijn gegevens gedocumenteerd en is aangetoond dat het met de ooievaars in Drenthe niet goed gaat. Het profielwerkstuk is hier na te lezen in PDF:
- Tagged: ooievaar
Drs. Jan Hooimeijer
Vanaf 1 januari 2014 heeft Drs. Jan Hooimeijer zijn werkzaamheden voortgezet als gecertificeerd papegaaiengedrags- therapeut en als deskundige op het gebied van de vogelgeneeskunde.
Lees hier meer...